Europa en de betrokken burger: Een kwestie van boerenverstand

De steun voor Europese eenwording is in de afgelopen jaren flink gedaald in Nederland. Niet dat we ooit in grote getalen naar de Europese stembus gingen. Maar decennialang kwam Nederland als een van de grootste aanhangers van Europa uit de bus als het ging om steun voor, en vertrouwen in, de EU. Sinds een aantal jaar zien we een grote verandering in deze trend. Afhankelijk van wie je het vraagt en hoe je het vraagt is 33 tot 45 % van de Nederlanders tevreden over de EU en 26-37% niet.

Wat is er aan de hand? Wat verklaart de dalende cijfers?

Allereerst is wat relativering op zijn plaats: Niet alleen is de liefde tussen de Nederlandse burger en Europa bekoeld, ook het vertrouwen in de Nederlandse politiek heeft in de afgelopen jaren een flinke knauw gehad: Den Haag, de tweede kamer, politieke partijen, we zijn er een stuk sceptischer over dan in de vorige eeuw. Deels is de dalende steun voor Europa dus simpelweg een Sign-of-the-Times.

Daarnaast stellen wetenschappers dat de Nederlandse steun voor Europa nooit ‘werkelijke steun’ maar een zogenaamde ‘permissive consensus’ was : het – een oogluikend toestaan van wat er in Brussel gebeurde: De EU als abstract eliteproject waar we weinig last van hadden, en waar we ons dus simpelweg niet druk om hoefde te maken. De heren en dames politici sloten zich zo nu en dan eens gezamenlijk op in een vreemd vormige kantorenflat in Brussel, en wij gingen gewoon met de broodtrommel onder de snelbinders naar het werk. Met andere woorden: Iedereen deed waar ie voor betaald werd en wat er uitkwam zagen we ‘s avonds wel voorbijkomen in het journaal.

Maar die tijd lijkt voorbij. Waar na de opleving rondom de Europese Grondwet, de discussie weer geruisloos inzakte, lijkt de beer nu los. Dan kan de Europese Commissie nog zo vaak uitleggen hoe mooi en goed de EU eigenlijk voor ons is, niemand buiten de Brusselse zeepbel hoort hun betoog.

Sterker nog, Brussel kan zichzelf weleens lelijk in zijn vingers snijden met dat betoog. Uit onderzoek blijkt namelijk dat meer kennis en aandacht voor Europa helemaal niet tot meer steun voor de EU leidt. De hausse aan aandacht voor de EU sinds uitbreken van de financiële crisis heeft ervoor gezorgd dat 81% van de Nederlanders het EP ‘best belangrijk’ vindt. Maar tegelijkertijd maakt meer kennis en meer aandacht voor de EU mensen ook meer ambivalent over de waarde van Europa. Meer dan vroeger vinden we de EU zowel een goede als slechte zaak: We willen dat Brussel de crisis, banken en werkloosheid aanpakt, maar ze moeten wel van onze begroting en hypotheekrenteaftrek afblijven.

Ik vind dit eigenlijk volstrekt logisch: Onze regering, provincie en mijn gemeente doen ook dingen waar ik soms voor, en soms tegen ben. Dus waarom zou ik dan principieel voor of tegen Europa moeten zijn? Dat interpreteren als Euroscepsis lijkt me nonsens, ik zou dat gezond boerenverstand noemen. En aangezien het aantal mensen dat ambivalent staat ten opzichte van Europa vele malen groter is dan de groep principiële voor- of tegenstanders, hebben we veel boerenverstand in Nederland. Mij lijkt dat goed nieuws.

Wat betekent dit alles voor het aanwakkeren van betrokkenheid van burgers en die historisch lage opkomsten bij de Europese verkiezingen? Ik zou zeggen: Dames en heren politici – in Den Haag en in Brussel – u heeft nog 3,5 week. Vertel ons eens waar bent u precies voor, en waar bent u precies tegen? Geef ons boerenverstand eens iets te kiezen.

Wellicht krijgen dan ook meer vertrouwen in de EU en wordt Europa, OnsEuropa.

Femke van Esch
Deze column is op 28 april 2014 uitgesproken tijdens het Science Café van Studium Generale van de Universiteit Utrecht en was te horen tijdens de uitzending van De Kennis van Nu van de NTR op Radio 5 (luister de uitzending hier terug)